Het is sowieso verstandig geregeld je planten te checken op schadelijke dieren. Zo voorkom je veel ellende. Als je een dier op je plant ziet, maar geen schade aan je

plant ontdekt dan kun je beter eerst afwachten wat het doet. Misschien is het helemaal geen schadelijk dier. Het kan ook zijn dat de natuur je een handje helpt en

een dier je schadelijke dier opruimt. Zo trek je ook weer goede opruimers aan dus ga niet meteen hard aan de slag om alles weg te ruimen.

Van nature weet de natuur hoe het zich in balans dient te houden. Beter voorkomen dan genezen Deze uitspraak gebruiken we bij ons mensen, maar is ook zeker van toepassing bij je planten. Probeer je planten ten eerste goed sterk en gezond te houden. Wijzelf kunnen virussen ook beter aan als we gezond zijn dus je plant ook. Je begint bij een gezonde bodem. Probeer zoveel mogelijk de grond bedekt te houden, zodat de voeding er niet uit kan spoelen. Een bodem dat bedekt is met planten is een goede bodem. Bekijk maar eens een goed mooi gezond bos. Je ziet de bomen en op de bodem groeien planten die tegen de schaduw kunnen zoals bijvoorbeeld varens. Zoeits kun je in je tuin ook namaken. Ikzelf heb aardbeien planten groeien en de planten die teveel door de grote planten woekeren verplaats ik naar een betere plek. Ik markeer de plekken waar ik iets heb staan wat in de winter “verdwijnt” zoals bijvoorbeeld munt. En houd dit meer open voor de plant om in het voorjaar weer goed op te komen. Je kan ook de bodem bedekken met plantaardig strooisel. Dit zal ook weer voor compost gaan zorgen. Onder onze hazelaar hebben we varens staan. Dieren schuilen graag in de varens. Als je nog niks geplant hebt dan maak je een mulchlaag aan. Dit is een bedekte bodem met veel bodemleven. Je kan ook compost of organische mest gebruiken. Gebruik nooit kunstmes. Je verjaagd hiermee de wormen. En deze zijn erg belangrijk voor je tuin. Zoek eerst uit welke plant waar hoort. Dit staat vaak op het etiket geschreven, maar lees ook maar even mijn pagina plaats-je-kruid. Door in je groentetuin de planten ieder jaar van plek te laten wisselen voorkom je dat de plaagdieren zich kunnen vermeerderen. De eitjes liggen dan wel in de grond, maar de plant waar de jongen van moeten eten staat er nu niet meer. Zo blijven de planten dus vrij van plaagdieren. Bij combinatieteelt kun je ook voorkomen dat plaagdieren verschijnen. Doordat de ene plant zo sterk geurt kan het plaagdier verward raken en niet op de favoriete plant gaan zitten. Deze techniek gebruik ik ook. Een lavendel direkt naast je roos, zorgt ervoor dat luis niet op de roos komt. Boerenwormkruid, tijm, knoflook en citroenmellisse zijn voorbeelden van planten die bij aanraking geur verspreiden. En een afrikaantje scheid een stof uit in de grond via de wortels dat fataal is voor bijvoorbeeld wortelaaltjes. Deze vreten de wortels van planten aan. Er zijn ook planten die juist plaagdieren aantrekken zoals: vlier, oost-indische kers, bloedzuring, sla of chineze kool. Natuurlijke vijanden inzetten In de natuur is het eten en gegeten worden. En plaagedieren staan dus onderaand de voedselketen. Door hier gebruik van te maken hoeven wij dus uiteindelijk nog maar weinig zelf te doen. Zodra je het evenwicht op orde hebt regelt de natuur zichzelf. Als je steeds zelf ingrijpt zul je ook minder roofdieren krijgen, want een roofdier moet ook leven en zal alleen op plekken verschijnen met prooidieren. Hoe mider prooi hoe minder er te eten is. Dus zodra er een plaagdier verschijnt wees geduldig. Het roofdier komt vanzelf. Maak je tuin aantrekkelijk voor de natuurlijke roofdieren. Zodra zij zich fijn voelen in je tuin en dus al aanwezig zijn hebben de prooidieren minder kans zich extreem te ontwikkelen. Hoe meer soorten planten in je tuin hoe mer soorten dieren je aantrekt. En planten blijken zelfs met insecten te kunnen communiceren. Ze zenden een soort van SOS bericht uit als ze aangevallen worden door plaagdieren en trekken zo prooidieren aan. Je kan je planten beschermen door bijvoorbeeld een insectennet te plaatsen of alluminiumfolie op te hangen. Ook koperdraad werkt. Schelpen of eierschalen, cacaodoppen, dennennaalden of scherp zand. Je kan ook slakkenvallen plaatsen. En soms moet je gewoon een dier verwijderen om een cyclus te doorbreken. Bijvoorbeeld bij een struik die je niet zomaar verplaatsen kan. verwijder steeds de “besmette’ takken. Of snoei in het najaar de struik zo ver mogelijk af. En soms kun je echt niet anders meer. Probeer dan zo plantvriendelijk mogelijke bestrijdingsmiddelen te gebruiken. Juiste standplaats. Ik heb geprobeerd bij alle kruiden de standplaats en de verzorging van de plant erbij te schrijven. Dit is niet voor niks belangrijk. De plant groeit in de natuur niet voor niks op die ene plek. Daar zijn de leefomstandigeheden het beste. De één wil veel zon de ander juist niet. De één houd van kleigrond de ander weer niet enzovoort. Let daar dus altijd op als je een plant plaatst. Als voorbeeld is een lelie die we hadden in onze achtertuin. Deze zat steeds onder de rode smalboktorren. Het had niet eens de kans de bloem te laten bloeien. Terwijl voor het huis de bloem dit probleem niet had. Achter staat het steeds in de wind dat langs het huis heen waait terwijl het voor tegen de schuur aanstaat in de luwte. Ook al kreeg deze bloem voor minder zon, het deed het daar veel beter. Dus let er altijd op waar je iets plaatst en zet eventueel een struik die tegen wind kan of een hek neer op een plek waardoor het de wind tegenhoud voor de andere planten.
Plaagedieren
Aanpak